Ik zal hoop ik aan jou alles kunnen toevertrouwen, zoals ik het nog nooit aan iemand gekund heb, en ik hoop dat je een grote steun voor me zult zijn. Dit is zonder twijfel een van de bekendste zinnen uit de Nederlandse literatuur. Het is de openingszin uit Het Achterhuis, het dagboek dat het Joodse meisje Anne Frank bijhield gedurende twee jaar, waarvan een groot deel in onderduik. Het werk behoort tot het Nederlands cultureel erfgoed en is al sinds jaar en dag ook zelf onderwerp van publicatie en studie, met als meest recente uiting de documentaireserie Dichter bij Anne Frank. Hierin neemt presentatrice Hila Noorzai de kijker mee achter de schermen bij het Anne Frank Huis, waar nieuw en revolutionair materiaaltechnisch onderzoek meer moet vertellen over het oorspronkelijke dagboek. En hoewel dit in eerste instantie nog interesse wekte, keek ik de laatste afleveringen met een ethisch onbehagen.
Het is voor iemand als ik een heel eigenaardige gewaarwording om in een dagboek te schrijven. Niet alleen dat ik nog nooit geschreven heb, maar het komt me zo voor dat later ik, noch iemand anders, in de ontboezemingen van een dertienjarig schoolmeisje belang zal stellen.
Over Anne is ontzettend veel te vertellen, maar alle bewerkingen ten spijt is de enige manier om écht dicht bij haar te komen het dagboek zoals dat nu te koop is, samengesteld uit zowel originele als door Anne zelf herschreven dagboekfragmenten. Boekendatabase Goodreads vermeldt meer dan tweeduizend edities wereldwijd en de documentaire heeft het over ruim zeventig vertalingen. In een documentaire uit 2015 spreekt Astrid Joosten van twintig miljoen verkochte exemplaren in zeventig jaar tijd. Anne wordt over de hele wereld gelezen, door mensen van alle leeftijden, alle achtergronden en alle identiteiten. Vraag je iemand een symbool van de Tweede Wereldoorlog te noemen, of specifieker van de Holocaust, dan is de kans groot dat Annes naam valt. Wie naar het Amsterdamse Namenmonument gaat en zelf geen bekenden heeft om naar op zoek te gaan, dan worden de steentjes van Anne en haar familie waarschijnlijk wel ‘even’ bezocht. Maar hoe kan het dat een meisje dat zo’n in de eerste plaats puur en persoonlijk verhaal schreef het boegbeeld werd van de Nederlandse oorlogsjaren?
Is het merendeel van de mensheid dan zo egoïstisch en schraperig? Ik vind het heel goed dat ik hier wat mensenkennis gekregen heb, maar nu vind ik het voldoende.
Anne werd dertien op de verjaardag dat ze haar dagboek kreeg. Het was het begin van haar tienertijd, haar puberteit ook, zoals in meerdere fragmenten duidelijk terug te lezen is, maar helemaal kind-af is ze heel duidelijk nog niet. Ik denk niet dat haar ouders een beter moment hadden kunnen uitkiezen voor het cadeau. Vanaf het moment dat ze begint met schrijven, komt haar ontwikkeling namelijk op geestdriftige, soms koortsachtige wijze tot bloei met elk zielenroersel dat ze aan het papier toevertrouwt. Ze is zoekende, snapt zichzelf niet altijd, maar weet andere dingen juist weer heel zeker. Hoewel ze soms de confrontatie met haar innerlijke criticus niet aan wil – of durft – aangezien ze pagina’s afplakt en passages doorhaalt, is ze kwetsbaar tot op haar diepste laag en censureert ze zichzelf maar minimaal. Het is een dagboek, haar Kitty, zoals een dagboek hoort te zijn, en ze doet ermee waarvoor het bedoeld is. En dat alles tegen het decor van een oorlog waarin je persoonlijke vrijheid, de vrijheid van je gedachtegoed, van je hele zijn er niet mag zijn. Misschien kan het dagboek wel als een tweede onderduikplaats beschouwd worden, want alleen daar vindt Anne nog de veiligheid om zichzelf te laten zien zoals ze is.
Slecht voel ik me, dat ik in een warm bed lig, terwijl m’n liefste vriendinnen ergens buiten neergegooid of neergevallen zijn. Ik word zelf bang als ik aan allen denk met wie ik me altijd zo innig verbonden voelde en die nu overgeleverd zijn aan de handen van de wreedste beulen die er ooit bestaan hebben. En dat alles omdat ze joden zijn.
Toch is Het Achterhuis allesbehalve een oorlogsverhaal. We weten niet of het haar bedoeling is geweest toen ze in 1944 naar aanleiding van een radiotoespraak van de minister van Onderwijs besloot haar dagboek te redigeren zodat het na de oorlog gepubliceerd kon worden, maar wie het leest, krijgt toch vooral een verhaal voorgeschoteld waarin het leven – of in elk geval het gevoelsleven – gewoon doorgaat.
Het is een gek verschijnsel dat ik mij soms zie als door de ogen van een ander. Ik bekijk de zaken van een zekere Anne Frank dan op m’n dooie gemak en zit in m’n eigen levensboek te bladeren alsof het van een vreemde was.
Je kunt je afvragen of dat een bewuste keuze was, of dat het gewoon is hoe ze als dertien-, veertien- en vijftienjarig meisje was, maar dat doet er niet toe. Feit is dat de piekergedachten, hartsnarenberoeringen, uit de bocht vliegende emoties en ongefilterde meningen van dit meisje een ontwapenend, intiem en echt portret bieden van een meisje dat bewust dan wel onbewust weigert zich te laten veranderen door de oorlog. In de documentaire van Astrid Joosten wordt het treffend omschreven: het dagboek laat zien dat de omstandigheden nog zo verschrikkelijk kunnen zijn, maar dat je wel altijd nog zelf bepaalt hoe je ermee omgaat.
Ik kom daarom op z’n laatst altijd weer tot m’n dagboek terug, dat is m’n begin en m’n eindpunt, want Kitty is altijd geduldig. Ik zal haar beloven dat ik ondanks alles vol zal houden, m’n eigen weg zal banen en m’n tranen slikken. Ik zou alleen alvast zo graag de resultaten zien of één keer aangemoedigd worden, door iemand die me liefheeft.
Precies dat maakt het dagboek zo bijzonder ten opzichte van andere oorlogsverhalen, die misschien op serieuzere toon spreken over de gevaren van onderduiken, de frustraties van nieuwe verboden, de heroïek van het verzet en de donkerte van de toekomst. Met Het Achterhuis lees je geen oorlogsdagboek. Je leest een dagboek. Een dagboek dat niet alleen vreselijk persoonlijk is, maar ook vreselijk universeel omdat het een gezicht, naam en verhaal toekent aan al die tientallen, honderden, duizenden, miljoenen anderen die vergeten dreigen te worden door de geschiedenis, of het misschien al zijn, omdat ze niets tastbaars hebben nagelaten. Anderen wiens gevoelsleven eveneens doorging, ongeacht de oorlog. Een dagboek zoals er velen waren, maar lang niet allemaal hebben ze het levenslicht gezien.
Wie anders dan ikzelf zal later al deze brieven lezen? Wie anders dan ikzelf zal me troosten. Want vaak heb ik troost nodig, ik ben zo dikwijls niet sterk genoeg en schiet meer tekort dan ik voldoe. Ik weet het en probeer altijd weer, elke dag opnieuw, me te verbeteren.
Terug naar die documentaire. In vier afleveringen kijkt Hila mee bij het onderzoek naar het dagboek, dat twee doelen dient: leren hoe het zo goed mogelijk geconserveerd kan worden voor toekomstige generaties, en meer te weten komen over Annes schrijfproces. Met het eerste doel heb ik geen moeite. De generatie van mensen die de Tweede Wereldoorlog aan den lijve hebben meegemaakt sterft langzaam maar zeker uit, en dat maakt het van wezenlijk belang dat we eerstelijnsbronnen beschermen, zodat de jongeren van vandaag en morgen de verhalen van Anne en haar tijdgenoten niet vergeten. Eerder deed de Anne Frank Stichting dat al op meesterlijke wijze met de beklemmende onlineserie Anne Franks Videodagboek, waarin Anne (prachtig gespeeld door Luna Cruz Perez) vlogs maakt in plaats van een dagboek bijhoudt.
Ik ben zover gekomen dat het me niet veel meer kan schelen of ik doodga of blijf leven. De wereld zal ook zonder mij verder draaien en ik kan me tegen de gebeurtenissen toch niet verzetten. Ik laat het erop aankomen en doe niets anders dan leren en op een goed einde hopen.
Ook het bij elkaar puzzelen van Annes schrijfproces vormt nog een vrij onschuldig en vooral interessant onderzoek. Hoe is ze te werk gegaan bij het herwerken van haar originele dagboek in 1944? Ze heeft verschillende kleuren papier gebruikt, wat zegt dat over de keuzes die ze maakte bij het wel of niet opnemen van bepaalde fragmenten en over de plaatsing ervan op bepaalde plekken? Dit is voor eenieder die gefascineerd is door hoe schrijvers werken machtig interessant, en het spreekt vooral tot de verbeelding over de auteur in wording Anne Frank.
’s Avonds in bed, als ik over m’n vele zonden en aangedichte gebreken nadenk, raak ik zo in de war door de grote massa van dingen die bekeken moeten worden, dat ik óf ga lachen, óf huilen, al naar m’n innerlijke stemming. En slaap dan in met het gekke gevoel van anders te willen dan te zijn of anders te zijn dan te willen of misschien ook anders te doen dan te willen of zijn.
Het wordt een stuk onbehaaglijker wanneer de onderzoekers beginnen te vertellen over het materiaalonderzoek naar afgeplakte pagina’s en doorgekraste passages. Het doel? Met nieuwe computertechnieken achterhalen wat daaronder staat.
De hele dag hoor ik niets anders dan dat ik een onuitstaanbaar wicht ben, en hoewel ik erom lach en doe of ik me er niets van aantrek, kan het me wel wat schelen, zou ik God wel willen vragen me een andere natuur te geven, die alle mensen niet tegen me in ’t harnas jaagt.
Als ze dat onthullen, gaan mijn nekharen overeind staan en kan ik me maar één ding afvragen: wat had Anne daarvan gevonden? Respectloos, is een woord dat door mijn hoofd schiet. Onethisch, is er nog een. Onbegrip voert de boventoon: juist de mensen van het Anne Frank Huis weten hoe persoonlijk het dagboek is, hoe persoonlijk haar verhaal is. Vinden zij dan ook niet dat het ongedaan willen maken van haar keuzes haar nalatenschap bezoedelt?
Rijkdom, aanzien, alles kan men verliezen, maar het geluk in je eigen hart kan alleen versluierd worden en zal je altijd, zolang als je leeft, weer gelukkig maken.
Ik probeer het te begrijpen. Ze willen haar schrijf- en redactieproces beter in kaart brengen, dus dan klinkt het logisch dat ze ook willen weten wat er onder doorhalingen en afgeplakte pagina’s zit om te kunnen begrijpen waaróm die stukken er van Anne niet in mochten. Daarop voortbordurend: Anne wist in de jaren veertig waarschijnlijk wel dat sommige dingen niet publiceerbaar waren. Ook haar vader heeft hier keuzes in gemaakt na de oorlog. Het zou goed kunnen dat ze sommige dingen er eigenlijk wel in wilde hebben, maar vond dat ze dat niet kon maken. Vanuit dat perspectief is het mooi om die dingen nu wel te onthullen, in een veel ruimdenkender tijd. Maar dat weten we niet. Tenzij Anne ergens aantekeningen heeft gemaakt over welke fragmenten eventueel later alsnog gepubliceerd mochten worden, maar met de algemene kennis die we hebben over het puberbrein, vermoed ik dat we wel kunnen stellen dat ze die vooruitziende blik niet bezat.
Ik spreek wel over ‘na de oorlog’, maar dan is dat alsof ik over een luchtkasteeltje spreek, iets wat nooit werkelijkheid kan worden.
Die aantekeningen zijn er niet, en toch wordt er tape losgewerkt en met microscopen door inktlagen geploegd alsof Anne tachtig jaar later geen recht meer heeft op privacy. Culturele toe-eigening, lijkt het: het begrip ‘Anne Frank’ maakt deel uit van het Nederlands erfgoed, dus mogen we ermee doen wat we willen om dat te behouden, te bestuderen en te verspreiden. En, fluistert een stemmetje binnenin mij: te verkopen. Want ik vermoed dat het niet lang duurt voor er een nieuwe editie in de winkel ligt met de sticker: Nu inclusief eerder onleesbare fragmenten.
Ik ben bang dat ik m’n verstand, dat al niet bijster groot is, veel te vlug opgebruik en voor naoorlogse tijden niets meer overhoud.
En als schrijver vind ik het pijnlijk. Van het hele proces dat zich al sinds 1946 afspeelt omtrent het redigeren, verschuiven en toevoegen dan wel weglaten van fragmenten kun je zeggen: maar heeft ze dit wel gewild? Destijds liet ze bepaalde stukken niet voor niets weg, kraste ze bepaalde zinnen niet voor niets door en wilde ze sommige stukken niet voor niets op een bepaalde plek wel of niet hebben. Als ze het had overleefd, had ze misschien wel heel andere keuzes gemaakt bij het uitgeefproces, of later misschien wel een stokje gestoken voor de herziening. Maar die kans heeft ze nooit gekregen, en dus is haar die taak uit handen genomen. Met zoveel mogelijk respect voor haar erfenis en nagedachtenis, ongetwijfeld, maar dat blijkt hier niet uit.
Daarentegen vind ik dat er nog bij elk verdriet iets moois overblijft, als je daarnaar kijkt, valt je steeds meer blijheid op en word je zelf weer evenwichtig. En wie gelukkig is, zal anderen gelukkig maken, wie moed en vertrouwen heeft, zal nooit in de ellende ondergaan!
Annes verhaal is persoonlijk. Toen ze het schreef, was ze Anne, niet Anne Frank. Ze schaamde zich voor bepaalde gedachten of vond sommige schrijfsels niet goed, dus plakte ze pagina’s af en kraste ze zinnen door. Zorgvuldig. Zoals iedereen die een dagboek bijhoudt dat waarschijnlijk wel doet – ik trok hele pagina’s uit mijn boekje en verscheurde die om er zeker van te zijn dat niemand ze ooit zou lezen. Dat Het Achterhuis nu door miljoenen mensen gelezen wordt, geïnterpreteerd en bestudeerd, dat het als publiek eigendom wordt gezien en als cultureel erfgoed, mag niet betekenen dat het niet meer van haar is. Het mag niet méér van ons worden dan van haar.
Ik denk zelf wel eens: zou iemand me hierin begrijpen, zou iemand over de ondankbaarheid heen kijken, heen kijken over Jood of niet-Jood, alleen maar in me de bakvis zien, die zo’n behoefte heeft aan uitgelaten pret? Ik weet het niet en ik zou er ook niet met iemand over kunnen spreken, want ik weet dat ik dan ga huilen. Huilen kan zo’n verlichting brengen, als je maar bij iemand kunt huilen.
De dag na het bekijken van de laatste aflevering van de documentaire besluit ik het boek te herlezen. Het is vijftien jaar geleden dat ik het las. Als tiener worstelde ik me erdoorheen, om vervolgens te verkondigen dat ik het geen goed boek vond. Die herinnering haal ik op met het schaamrood op de kaken, maar ik realiseer me ook dat dat louter toe te schrijven is aan een nog niet ontwikkeld besef van de toch al onbevattelijke historische waarde van Annes werk. Ik zal hoop ik aan jou alles kunnen toevertrouwen, zoals ik het nog nooit aan iemand gekund heb, en ik hoop dat je een grote steun voor me zult zijn. We zijn allemaal Kitty geworden.
Gewone mensen, gewone meisjes, bakvissen zoals ik zullen me wel getikt vinden met m’n zelfbeklag, maar ja, dat is het juist, ik zeg jou alles wat op m’n hart ligt en ben de verdere dag zo brutaal, vrolijk en zelfbewust als maar mogelijk is, om alle vragen te vermijden en me niet van binnen aan mezelf te ergeren.
Al na een paar bladzijden moet ik glimlachen en zelfs een beetje giechelen om de flair in haar schrijfstijl, om die persoonlijkheid van iemand die kind-af maar nog net niet volwassen is die van de bladzijden spat. Om het contrast in hoe ze enerzijds vastbesloten is haar verhaal helemaal voor zichzelf te houden terwijl ze er anderzijds op gebrand is het inzichtelijk te maken voor een ander. Terwijl ik lees, langzaam en rustig, worden de glimlachjes af en toe weggevaagd door een brok in mijn keel. Als ze toen toch eens had geweten hoe alles zou lopen, haar leven en wat ervan over zou blijven. Ik ben blij dat ze het toen niet wist. Ik hoop dat ze het nu wel weet.